PODCAST: EEN TOUR
DOOR ONDERWIJSLAND
'Vijf vragen aan...'
Voor de klas staan lijkt je wel wat, maar welk type onderwijs past bij jou? Je denkt misschien in eerste instantie aan basisonderwijs vs. voortgezet onderwijs, maar er is zoveel meer! Zóveel zelfs, dat het een uitdaging kan zijn om door de bomen het bos nog te zien. Daarnaast is men in onderwijsland nogal dol op afkortingen, maar wat betekenen die dan allemaal? Geen zorgen, wij maken jou wegwijs. In ‘Vijf vragen aan…’ hoor je verschillende leraren en docenten aan het woord over hun type onderwijs en wat dat allemaal inhoudt. Wil jij een onderwijstype of ander onderwerp aandragen? Laat van je horen door te mailen naar hermen@echtonderwijs.nl.

Basisonderwijs
“Je moet het leuk vinden om met leerlingen te werken die gedragsproblemen hebben. Je moet geduldig zijn, je moet positief ingesteld zijn, je moet de kleine successen groots kunnen vieren, want dan blijft het je genoeg energie teruggeven. Dan is die balans in evenwicht; wat kost het je aan energie en wat geeft het je aan energie? En als je dat kan, dan ben je heel geschikt voor het speciaal onderwijs! (…) Zolang je achter het gedrag kan blijven kijken naar de échte oorzaak ervan en een leerling er niet op veroordeelt, dan ben je supergeschikt, want uiteindelijk komt het goed.”
“Het voortgezet onderwijs sprak me ook aan, dus ik sluit ook niet uit dat ik dat ooit een keer in ga, maar afgelopen periode had ik groep 1 & 2 en het was de mooiste stage die ik ooit heb gelopen. (…) De puurheid van de kinderen als ze 4/5/6 jaar zijn is zo ongelofelijk mooi! De liefde die je krijgt van ze krijgt; ze kennen je 2 weken en ze vliegen om je heen, (…) nu nog steeds als ik op school kom roepen ze ‘meester Erwin!’ en komen ze naar me toegerend, en je kunt ze zoveel leren. Natuurlijk heeft er wel eens iemand in z’n broek geplast en natuurlijk zitten ze elkaar te jennen en te pesten, dat gebeurt in elke leeftijd, maar het is zo ongelofelijk mooi om te zien hoe die kinderen groeien, hoe ze bezig zijn, wat ze al kunnen maken, welke stapjes ze nemen in taal, maar ook in tellen, hoe vriendschappen ontstaan, hoe nieuwe kinderen opgenomen worden in de klas.”
“Het belangrijkste is hoe jij kinderen ziet. Als jij kinderen wilt helpen in hun ontwikkeling, maakt het denk ik niet uit of dat op een reguliere basisschool is, of in het speciaal basisonderwijs, als je maar niet oordeelt. Niemand is dom, niemand is slecht, maar soms is dat wel wat kinderen denken als ze hier komen, dus als je in dat gevoel het verschil wil maken, dan kan dat zeker op een sbo-school.”
voortgezet onderwijs & mbo
“Ik zeg je eerlijk, het is wel moeilijk, een studie Nederlands. Je moet wel echt op een bepaald niveau zitten. En al die regeltjes in de Nederlandse taal, dat je denkt, ‘zijn die heel erg?’, ja die zijn heel erg en zwaar oververtegenwoordigd in alle boeken die je gaat krijgen. Maar er is niéts leuker dan kinderen enthousiast maken voor taal. Ze zien groeien in het gesprek, dat ze uiteindelijk heel bespraakt raken, dat ze echt iets kunnen produceren op schrift, dat ze in plaats van een Netflix-serie een goed boek gaan kiezen. Want taal gaat hun leven verrijken. (…) Als jij ze uiteindelijk die taal zo leert dat ze het goed kunnen gebruiken, opent dat zoveel deuren voor ze. (…) Je hebt de sleutels tot heel veel deuren; communicatie met mensen kun je ze leren, je kunt ze goed leren luisteren, je kan ze goed leren samenwerken, je kan ze leren schrijven, je kan ze leren lezen en dat zijn allemaal dingen waarvan ik zeg, wil je écht verschil maken, echt aan de wieg staan van een kind en zijn of haar mogelijkheden, dan is taal echt super om te doen.”
“Het zijn [op het vso] kinderen die echt wel een bekkie hebben soms, en waar dus een uitdaging in zit, dus er zijn dagen dat ik vol spanning aan het werk ben en dat ik heel alert ben. Maar dat kan in een fractie van seconden omslaan in een dag die heel gezellig is, heel ontspannen, heel chill en dat kinderen de meest verbazingwekkende uitspraken doen. Ik vind mijn werk kippenvelwerk, ik heb namelijk heel vaak succesmomenten, dat ik denk ‘dit is echt vet, dit is echt cool’.”
“Wat ik ontzettend belangrijk vind is dat je veel van leerlingen blijft vragen, dat je ze grote dromen blijft meegeven. Dat je niet zegt ‘oh het is vmbo, de relatie is voldoende’. Ik zeg altijd, we zijn pas klaar op het moment dat jij je diploma hebt ondertekend, tot die tijd geef je het beste van jezelf. Blijf grote dromen geven, blijf veel van ze vragen, want je doet je leerlingen tekort als je het niet doet. (…) Ik eis dat je het beste geeft van jezelf en ik vind het belangrijk dat we goed met elkaar omgaan, maar ik wil vooral dat je het allerbeste uit jezelf haalt.”
“Ik merk dat veel hoogopgeleide mensen het mbo een beetje mijden; die docenten gaan toch liever voor het voortgezet onderwijs of een eerstegraads bevoegdheid. (…) Wat mij aan het mbo juist aanspreekt, is dat mbo-studenten veel meer levenservaring hebben, en op een bepaalde manier vind ik ze daardoor meer recht door zee. En ik heb het gevoel dat ik meer kan toevoegen. (…) Het pedagogisch didactisch getuigschrift, voor mensen die uit de beroepspraktijk de overstap naar het onderwijs willen maken, was voor mij wel een betere uitkomst, dan op dit moment weer volledig een academische studie te gaan doen, ook gezien m’n leeftijd, ervaring en de kosten.”
“Als ik lesgeef ben ik heel erg bezig met de studenten; ‘Wat vinden jullie van de lessen, wat vinden jullie makkelijk, wat vinden jullie moeilijk, en hoe kan ik daar als docent op inspelen?’, en dat verschilt natuurlijk ook weer per klas. Je bent er voor een student of leerling, en niet alleen voor jezelf. Maar als je inspeelt op de behoefte, ontwikkel je jezelf, en ben je denk ik óók een goede docent.”
“Als docent in het voortgezet onderwijs heb je heel veel vrijheid hoe je het didactisch wil gaan aanpakken. Er zijn docenten die heel erg veel op de echte kennisoverdracht zitten, maar je kunt ook heel veel vaardigheden aanleren. Ik ben veel bezig met dialogen, (…) vooral in gesprek gaan en leren luisteren, het uitwisselen van ideeën, terwijl een andere docent misschien weer meer aandacht besteed aan bepaalde werkvormen waarin veel aandacht is voor samenwerken.”
“Wees helder over hoe de rollen zijn verdeeld. ‘Ik ben niet je mattie, maar je docent. Je krijgt fatsoen en dat verwacht ik ook van jou’ – dat zeg ik niet, maar dat laat ik zien met mijn handelen.”
“Wat heb je nodig? Inlevingsvermogen, humor en eerlijkheid. Ga al bij je stages in gesprek met leerlingen búiten de lessen. In de aula, op het schoolplein, op kamp. Leer elkaar op een andere manier kennen. Als ze je alleen maar zien als de lesgever, is er geen band en dan gaan ze je testen.”
“Het OPDC staat voor orthopedagogisch didactisch centrum, en hier kunnen leerlingen naartoe wanneer zij vastlopen op school. Dit kan gebeuren vanwege spijbelen, motivatieproblemen of ongewenst gedrag. School heeft meerdere interventies gepleegd, maar die werken niet, en dan kunnen ze overgaan tot een aanvraag voor het OPDC.”
“Je moet veel geduld hebben vind ik, en dat is gewoon een mooie eigenschap. Dat kun je de leerlingen trouwens ook leren, als je een eigenschap of kwaliteit zelf beheerst kun je dat ook uitleggen en overdragen aan leerlingen. En je moet er voor zorgen dat ze zelfvertrouwen krijgen.”
Overige onderwijsexperts
“Ik denk dat ieder mens in z’n leven mensen tegenkomt die jou inspireren, en ik denk dat heel veel docenten zich misschien niet eens realiseren dat zij wel eens die persoon kunnen zijn. (…) En ik snap dat het niet altijd zo makkelijk te zien is, ik krijg nu nog wel eens berichtjes van jongens waar ik 10 jaar geleden mee gewerkt heb, die dan zeggen ‘Goh dankjewel’ en dan denk ik, ‘Wie ben je ook alweer?’… Maar dan heb je dus toch zo’n dusdanige impact op iemand gemaakt zonder dat je dat zelf misschien weet. (…) Ik denk dat onderwijs toch een hele grote poot is in een nieuw perspectief. Kinderen die echt de verkeerde kant op gaan zien geen ander perspectief dan snel geld maken, en ik denk dat dat perspectief er écht wel is en het is aan ons als docenten om ze enthousiast te maken voor dat andere paadje.”
“[Als docent] Zelf kunnen bepalen wat je wil: ‘Ik wil de eerste stap zetten in digitalisering, hoe ga ik dat doen? Wat heb ik daar voor nodig?’. Maar ook toch nog wel: ‘Ik ben degene die vakinhoudelijk weet waar het over gaat, en hoe kan ik dat daar mee combineren?’.”
“Het OPDC staat voor orthopedagogisch didactisch centrum, en hier kunnen leerlingen naartoe wanneer zij vastlopen op school. Dit kan gebeuren vanwege spijbelen, motivatieproblemen of ongewenst gedrag. School heeft meerdere interventies gepleegd, maar die werken niet, en dan kunnen ze overgaan tot een aanvraag voor het OPDC.”